WULP –
Grootte: De wulp is de grootste Europese steltloper. Hij bereikt een lengte van 50 tot 60 cm, inclusief snavellengte. Een opvallend kenmerk is de omlaag gebogen snavel.
Verenkleed: Mannetjes en vrouwtjes zijn aan hun verenkleed niet te onderscheiden. De vrouwtjes zijn echter groter, zwaarder en hebben een langere snavel. Bij de mannetjes is de snavel 9 tot 14 cm, bij de vrouwtjes is deze 14 tot 18 cm. Het verenkleed bij de volwassen vogels is geelbruin met zwartbruine strepen, vlekken en banden. Dit wordt geleidelijk lichter naar de onderzijde toe.
Voedsel:
Aan de kust levende wulpen eten wormen, schelpdieren, krabben, garnalen en soms kleine vissen. In het binnenland eten de wulpen insecten en hun larven, wormen, vlokkreefjes, kleine vissen, kikkers, padden, zaden en bessen.
Biotoop: De wulpen in Nederland broeden voornamelijk in natte en droge heide, duinen en moerassen. De laatste jaren komen ze ook steeds meer voor in weilanden, hooilanden en akkerland. Hun grootste voorkeur gaat echter nog steeds uit naar vochtige heide. Naar schatting broedt 15% van de Europese populatie in ons land.
Overwintering: Een kleine groep wulpen overwintert in Nederland, maar het grootste deel trekt van eind juni tot augustus weg. Het overwinteringsgebied omvat de Atlantische kust van Engeland tot Zuid-Spanje. De wulpen uit meer oostelijke delen van Europa overwinteren voornamelijk in Nederland.
Legsels: De Nederlandse wulpen keren vanaf begin maart tot april terug naar hun broedplaatsen. Het mannetje maakt in het broedgebied een aantal nestkuiltjes, waarna het vrouwtje er 1 uitkiest. Ze legt 4 bleek- olijfgroene, tot bruine eieren met donkerbruine vlekken. Bij verlies van het eerste legsel willen de vogels nog wel een vervolg legsel produceren, een voorwaarde is dat het niet te laat in het seizoen gebeurd. De eieren worden 27 tot 29 dagen door beide ouders bebroedt. Zelfstandig en vliegvlug zijn de jongen na 32 tot 38 dagen.
Bescherming: De wulp dient door vrijwilligers met de grootst mogelijke aandacht beschermd te worden. Op zowel grasland als bouwland worden de nesten gemarkeerd met
bamboestokken. Het verplaatsen van nesten is vrijwel onmogelijk, en vereist grote deskundigheid. Op grasland gaat de voorkeur uit om een strook gras rondom het nest te laten liggen van minimaal 5 bij 5 meter. Dit vindt plaats na goed overleg met de boer. Bij het maaien van grasland dient altijd het maaisel van het nest te worden gehaald. Dit om verstoring te verkomen. Bij aanwezigheid van wulpenkuikens in het grasland kan men voordat de boer gaat maaien, 24 uur vooraf lange stokken met daaraan plasticzakken in het grasland plaatsen. Dit schrikt de vogels af waardoor ze naar een naast gelegen perceel verhuizen. Op bouwland gaat eveneens de voorkeur uit naar het uitrasteren van het nest van minimaal 5 bij 5 meter. Ook dit gebeurt in goed overleg met de boer. later als het nest uit is, wordt deze kale plek door vrijwilligers opnieuw ingezaaid.
Theo Batstra
|